Armina, het spirituele forum

Nederlands => Overige onderwerpen => Topic gestart door: AviilokinKshi op mei 18, 2023, 10:58:09 pm

Titel: Het Gedragen Geschrift: Zou Ik Feedback Mogen krijgen?
Bericht door: AviilokinKshi op mei 18, 2023, 10:58:09 pm
Hallo beste ieder,

Ik ben een bescheiden auteur; ik schrijf normaal in het Engels en probeer nu ook in het Nederlands te schrijven—een taal die ik minder machtig ben. Wellicht heb je mijn eerste post gelezen: Herinneringen van een Gereïncarneerde Taoïst: De Mystieke Schrijfkunde (https://www.armina.nl/index.php/topic,1707.0.html). Door een bescheiden aangeboren spirituele begaafdheid ben ik in staat de mystieke zijnstoestanden van de Taoïst te herintegreren vanuit de spirituele zelfcultivaties van vorige levens. Ik vertaal de energetische patronen van harmonie tot fonetische harmonie in mijn zinsstructuren, wat een afstemming tracht teweeg te brengen in mijn lezers. Ik schrijf graag in de stijl van een oud heilig geschrift om de ziel tot diepere dimensies te roeren.

Er zijn eigenlijk drie elementen sterk aanwezig in mijn verhalen; drie dimensies die ik naar voren breng die in mijn ziel gelegen liggen: De Oosterse transcendente  mystiek van de Tao (Chinees en Japans), een vergeten cultuur die het Chinees Taoïsme voorafging maar de Tao eveneens zeer diep meester was, en de kracht van het Keltische is eveneens aanwezig. Deze drie (en andere) elementen vermengen zich van nature in mijn verhalen en tracht mijn lezers af te stemmen op deze dimensies, en dragen relevante wijsheid over.

Omdat ik niet gewend ben in het Nederlands te schrijven, zou ik graag een stukje delen van een werk waar ik nu mee bezig ben, "De Gezangen van Illaeyiim."
Graag zou ik weten hoe het op je overkomt. Hoe heb je het ervaren?
Ik kan me voorstellen dat de gedragen, archaïsche stijl niet altijd even toegankelijk is. Dit zou ik echt graag weten.


De Gezangen van Illaeyiim

Er heerste een storm in de elektrisch-gelaadde horizon, winden geboren in het westen zongen een gewelddadig lied waarvan de stem het bladerdak der bomen liet dansen en zijn witte gewaden liet stromen in de grijze schemering, als de ochtendwolken weerspiegelden in het wankelende water van een zilveren zee.

Bliksem flitste in de verre hemel, wiens aderen  de donkerzilveren sluier van de schemering leken te splijten, en de stem van de winden vermengde zich met de schreeuw van de donder.
En de storm was als een angstige huil, want alles wat gewelddadig is, wordt in waarheid geboren uit angst. En Illaeyiim wist dit, want hij was een Dienaar van het Zwaard, en de Dienaren zijn de hoogste strijders binnen de mystieke orde van Shunkaya.
Naast Illaeyiim stond Sandara; haar gezicht was sereen en het zachte licht van de kristallen bol in haar hand verlichtte het diepgroen van haar ogen, die leken op de weiden van heilige valleien, waar haar onsterfelijke geest woont. Net als Illaeyiim was zij ook een Dienaar van het Zwaard; haar gemoed was kalm, want de deugden van haar ziel waren onaangedaan door zowel storm als vijand. Ze boog met alle nederigheid die door de jaren in haar hart was gegroeid, want ontbering was altijd haar voornaamste leraar geweest.
"Laten we gaan, meester Illaeyiim; de hemel zal deze nacht huilen en de sereniteit van onze harten benijden."
"Leid me met uwe hand, o Sandara Hogevrouwe, en in stilte zullen wij zitten te midden van de donder."

Sandara leidde Illaeyiim naar een overdekte windloze inham in de berg, en trok een scherm van gevlochten takken omhoog; ze had het gisteren gemaakt, want ze was wijs in het lezen van de tekens van de natuur en had de lucht haar adem zien vergaren voor het lied der stormen.
Enig water stroomde hun omheining binnen als tranen die over een gezicht van steen liepen; de berg stond daar als een majestueuze bewaker terwijl de wind erop huilde, klauwend van benijd naar zijn onverstoorbaar fundament. Bij de Dienaren werd een warmte ontstoken door de innerlijke kracht van hun meditatie; en zo zaten zij door geheel de nacht in de droomloze rust van de mysticus.

Het was nu al bijna een maand geleden sinds ze door de waterpoort waren getreden en door de bergen van Majesha trokken; in het zuiden, langs de rivier Uramíl, lag het koninkrijk der Sire, maar de Dienaren gingen westwaarts, richting Namensis, en waren nu dichtbij de oude brug die naar de bergen van Angkasa zou leiden.
Andere Dienaren van het Zwaard hoopten ze daar te ontmoeten en de wijsheden van hun tochten tot zich te nemen. Het was de taak van de Dienaren om buiten de grenzen van hun Orde te verblijven en kennis te vergaren over de bewegingen van het Zwarte Pad, een vijand die ooit over de gekende wereld heerste en bedreven is in de wegen van duistere kracht.

Het land glinsterde terwijl de ochtendzon haar licht wierp op de druppels die het land bedekten, alsof het etherische diamanten waren die de gloed van een hemels rijk in zich droegen, zoals het Licht van Oorsprong zich ooit had geworpen in de etherische lichamen van de ziel en zo het hart van het individu tot leven had gebracht.

De Dienaren stonden op, maar over hun witte gewaden trokken ze ook grijze gewaden aan; en hoewel de dageraad nu volledig ontwaakt was tot het licht en de zon als een bloem bloeide die haar bladeren ontvouwde tot alle hoeken van de wereld, hielden de grijze gewaden een blijvende schemering in zich als een onsterfelijk ochtendstond die door de helderheid van de dag bewoog als een zachte maar vitale wind, die aanwezig is maar niet gezien wilt worden.
De grijze gewaden verborgen de goddelijke innerlijke cultivatie van degenen die ze droegen voor het Zicht van duistere mystiek, en opdat het Licht binnenin de drager niet te fel zou schijnen tot de geesten van gewone mensen, en diens ketenen der onwetendheid zou ontbinden waardoor hun onware gedachten over het Bestaan niet langer bijeengehouden zouden kunnen worden.

Sandara en Illaeyiim liepen in stilte; hun harten zo sereen als de tijdloze azuurblauwe lucht en de kabbelende beken die sinds eeuwen de aderen van de bergen zijn geweest. Stilte bewoog door stilte, en hun gewaden der onsterfelijk ochtendstond versmolten met de schemering van bossen waarvan de wortels ver in de gespleten rotsen reikten en gevoed werden door de vergeten geheimen van het verleden.





Uw nederige dichter,

© Aviilokín K’shi